-
1 groot
1 [algemeen] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 grand 〈 meestal vóór zelfstandig naamwoord〉; 〈 bijwoord〉 en grand ⇒ 〈 moreel〉 grandement2 [belangrijk] important♦voorbeelden:voor een groot deel • en grande partieeen grote eter • un grand mangeureen groot gezelschap • une compagnie nombreuseeen groot gezin • une famille nombreusegroot kaliber • gros calibrebij mist groot licht • en cas de brouillard, allumez vos phareseen groot man • un grand hommede grote mensen • les grandes personneshet tekort is tien miljoen groot • le déficit est de dix millionsmet grote moeite • à grand-peinede grote stad • la grande villegrote stappen nemen • marcher à grands pasde grote vakantie • les grandes vacancesiemand groot verdriet doen • faire beaucoup de peine à qn.groot wild • gros gibier〈m.b.t. personen〉 dat wordt een hele grote • il, elle ira loinwat ben jij groot geworden! • comme tu as grandi!zich groot houden • se dominergroter gaan wonen • déménager pour habiter plus granddat moet je groot zien • il faut voir cela en grandzij zijn even groot • ils ont la même tailledaar ben je te groot voor • tu es trop grand pour çaKarel de Grote • Charlemagnein het groot handel drijven • être dans le commerce de groshij doet alles in het groot • il fait tout en grandhij is 5 cm groter dan zij • il a 5 cm de plus qu'elle -
2 grootscheeps
♦voorbeelden:bij hem gaat alles grootscheeps • il fait tout en grandeen actie grootscheeps opzetten • organiser une campagne de grande envergure -
3 bij hem gaat alles grootscheeps
bij hem gaat alles grootscheepsDeens-Russisch woordenboek > bij hem gaat alles grootscheeps
-
4 hij doet alles in het groot
hij doet alles in het groot -
5 tijd
♦voorbeelden:het grootste deel van zijn tijd doorbrengen met • passer le plus clair de son temps àhij heeft er tijd en geld voor over • il a du temps et de l'argent à y consacrerin een jaar tijd • en un anhet is een kwestie van tijd • c'est une question de tempsin een paar minuten tijd • en l'espace de quelques minutesu heeft een week de tijd om • vous avez une semaine pourbinnen afzienbare tijd • sous peude eerste tijd • les premiers tempseen flinke tijd • un bon bout de tempste gelegener, rechter tijd • en temps opportungeruime tijd • assez longtempswaar is de goede oude tijd gebleven? • où sont les neiges d'antan?een goede tijd maken • réaliser un bon tempsde goeie, ouwe tijd • le bon vieux tempsdat is al een hele tijd geleden • ça fait tout un tempsde hele tijd • tout le tempseen hele tijd geleden • il y a bien longtempshet is hoog tijd om • il est (grand) temps de 〈+ onbepaalde wijs〉; il est (grand) temps que 〈+ aanvoegende wijs〉in korte tijd • en peu de tempseen korte tijd duren • durer peu de tempsna kortere of langere tijd • tôt ou tardde laatste tijd • ces derniers tempsde meeste tijd • les trois-quarts du tempshij heeft een moeilijke tijd gehad • il a eu une période difficilevorig jaar om dezelfde tijd • l'année dernière à pareille époquevoor onbeperkte tijd • pour une durée illimitéeonvoltooid verleden tijd • imparfaitonvoltooid tegenwoordig toekomende tijd • futur simpleonvoltooid verleden toekomende tijd • futur du passéde oude tijd • les temps anciensde tijd is rijp • la poire est mûrehet zijn slechte tijden • les temps sont difficileseen stille tijd • une période creusedat is allemaal verleden tijd! • tout ça, c'est du passé!de vrije tijd • le temps librein vroegere tijden • au temps jadiswaar blijft de tijd? • où passe le temps?niemand weet wat de tijd ons brengen zal • personne ne sait ce que l'avenir nous réservehet zal mijn tijd wel duren! • après moi le déluge!de tijd gaat snel • le temps filede tijd gaat nu in! • top, chrono!zijn tijd goed gebruiken • faire un bon emploi de son tempszijn (beste) tijd gehad hebben • avoir fait son tempsiemand de tijd gunnen • donner du temps à qn.zich de tijd niet gunnen (om) • ne pas prendre le temps (de)wij hebben de tijd aan ons • nous avons tout le temps (devant nous)geen tijd hebben om … • n'avoir pas le temps de …tijd te over hebben • avoir du temps en troptijd genoeg hebben • avoir assez de tempsde tijd hebben • avoir le tempswe hebben onze familie een tijd niet gezien • il y a longtemps que nous n'avons pas vu notre famillede tijd aan zichzelf hebben • avoir du temps devant soidat heeft nog de tijd • cela ne presse pasdat heeft tijd tot morgen • cela peut attendre demainhet is er de tijd niet naar om te • ce n'est pas le moment deiemand geen tijd laten • presser qn.dat moet (zijn) tijd hebben • cela demande du tempsde tijd nemen voor iets • prendre le temps pour qc.tijd rekken • chercher à gagner du tempsveel tijd steken in iets • consacrer beaucoup de temps à qc.de tijd valt mij te lang • le temps me durezijn tijd verdoen • glanderde tijd verdrijven • faire passer le tempszijn tijd verpraten • perdre son temps à bavarderde tijd voor iets vinden • trouver le temps de faire qc.binnen de voorgeschreven tijd • dans les délais prescritszijn tijd met lezen vullen • passer son temps à lireeindelijk! het werd tijd • ce n'est pas trop tôttijd winnen • gagner du tempsde tijden zijn veranderd • les temps ont changémijn tijd zit erop • j'ai fait mon tempsbij de tijd zijn • ne pas être né d'hierhet heeft in tijden niet zo geregend • il y a bien longtemps qu'il n'a pas plu ainsiin geen tijden heb ik hem gezien • il y a un siècle que je ne l'ai pas vuin tijden van oorlog • en temps de guerremet de tijd • avec le tempsmet zijn tijd meegaan • vivre avec son tempstijd om te eten • l'heure de mangerdat komt juist op tijd • cela tombe bienik kon op tijd remmen • j'ai pu freiner à tempswe hebben de trein net op tijd gehaald • nous avons attrapé le train de justessealles op zijn tijd • il y a un moment pour chaque chosete allen tijde • à tout momentte zijner tijd • en temps voulutegen die tijd zullen we wel zien • d'ici-là, on verra bienten tijde van • à l'époque deten tijde van Napoleon • au temps de Napoléonterzelfder tijd • en même tempsuit de tijd raken • passer de modeuit de tijd • démodévan tijd tot tijd • de temps en tempseen kind van zijn tijd zijn • être (un enfant) de son époquein minder dan geen tijd • en moins de deuxeen tijdje • un moment〈 spreekwoord〉 de tijd zal het leren • qui vivra, verra〈 spreekwoord〉 tijd is geld • le temps, c'est de l'argent〈 spreekwoord〉 andere tijden, andere zeden • autres temps, autres moeursde plaatselijke tijd • l'heure localeheeft u de tijd? • avez-vous l'heure?het is tijd • c'est l'heurede tijd vergeten • oublier l'heureom de hoeveel tijd komt de bus langs? • tous les combien passe le car?bij tijd en wijle • de temps en tempsmorgen om deze tijd • demain à la même heurehij is altijd op tijd • il est toujours à l'heurehet wordt tijd voor school • c'est l'heure d'aller à l'écolede slappe tijd • la saison mortehet wordt mijn tijd • il faut que je partein de tijd van de oogst • à l'époque des moissons -
6 zo
zo1〈 bijwoord〉1 [overeenstemmend met een werkelijkheid] ainsi3 [op deze wijze] comme ça4 [aanstonds] bientôt5 [zeer] si♦voorbeelden:dat is zo • c'est effectivement le caszo iemand • une personne pareillezo iets heb ik nog nooit gezien • je n'ai jamais vu une chose pareilleik zoek zo iets • je cherche qc. comme çaen zo verder • et ainsi de suiteeen jaar of zo • à peu près un anzo groot is hij nou ook weer niet! • il n'est pas si grand que ça!zo helder als kristal • aussi clair que du cristalzo koud is het nog niet geweest • il n'a pas encore fait si froid que çahij is zo oud als ik • il a le même âge que moihij is zo verstandig geweest om … • il a eu la sagesse de …, il a été assez sage pour …minstens (zeker, net) zo interessant • tout aussi intéressantonze vijver is ongeveer zo bij zo • notre étang fait à peu près tant sur tantom zo en zo laat • à telle heure3 o, gaat dat zo! • ah! c'est comme ça qu'on fait!zo moet je het doen • c'est ainsi qu'il faut fairehet is zo gebeurd • ce sera fait en un instantik kom zo • j'arrive tout de suite5 is het al zo laat? • il est déjà si tard?die fiets is nog zó • cette bicyclette est encore en excellent étatdie vrouw is zó • cette femme est fantastiquedat heb ik al zo dikwijls gehoord • je l'ai déjà entendu (dire) si souvent————————zo2〈 voegwoord〉1 si♦voorbeelden:zo ja, waarom, zo nee, waarom niet • si oui, pourquoi?, si non, pourquoi pas?zo niet, dan … • sinon …————————zo31 [verrassing, verwondering] tiens!2 [voldaanheid] bien!♦voorbeelden:1 hoe zo? • comment cela?o zo • tu parles!2 zo, dat is dat! • voilà! c'est fait! -
7 goed
goed1〈 het〉♦voorbeelden:liggende goederen • biens immeublesroerend en onroerend goed • biens meubles et immeublesik kan daar geen goed meer doen • tout ce que je fais est mal prisgoed doen • faire le bieniemand goed doen • faire du bien à qn.het zal u veel goed doen • cela vous fera grand bieniets goeds • qc. de bonhij lust graag wat goeds • il aime les bonnes choseshoud dat mij ten goede • ne le prenez pas en mauvaise partten goede komen (aan) • profiter (à)verandering ten goede • (une) améliorationzich ten goede keren • tourner bienwe hebben nog een diner te goed • nous avons encore un dîner en perspectiveik heb nog vier vakantiedagen te goed • il me reste encore quatre jours de vacances (à prendre)je houdt het van mij te goed • je te revaudrai çadat hebben we nog te goed • ce n'est que partie remisedat heb je nog van me te goed • je dois encore te rendre cela; 〈 als dreigement〉 tu ne perds rien pour attendre!wollen goed • lainagehij heeft zijn zondagse goed aan • il porte ses habits du dimanche————————goed2♦voorbeelden:een goed jaar geleden • il y a une bonne année (de cela)is dat je goeie pak? • c'est ton beau costume?hij is een goede veertiger • il a la quarantaine bien sonnéeeen goed verliezer • un bon perdantdoe maar goed wat zout in de soep • n'hésite pas à bien saler la soupeik ben het goed zat • j'en ai par-dessus la têteik ben wel goed maar niet gek • je ne suis pas tombé sur la têtehet goed doen • bien marcherhij kan het er goed van doen • il a de quoi, il a les moyensals ik het goed heb • si je ne me trompewij hebben het goed • nous ne manquons de rien〈 ironisch〉 is het nou goed? • ça y est, maintenant?het is mij goed • (je suis) d'accordhet is ook nooit goed! • tu (il) n'es (n'est) jamais contenthij kan geen goed meer doen • on critique tout ce qu'il faitdat komt wel weer goed • ça va s'arrangergoed kunnen leren • apprendre facilementer goed op staan • 〈 letterlijk〉 être bien (sur une photo); 〈 figuurlijk〉 avoir réussi; 〈 ironisch〉 avoir tout gâchéhij heeft goed praten • il a beau direhet eten ruikt goed • le repas sent bondie jas staat je goed • ce manteau te va bienhij was niet zo goed of hij moest betalen • il a bien fallu qu'il paiedat was maar goed ook! • heureusement!zou u zo goed willen zijn … • voudriez-vous avoir la gentillesse de …het zou goed zijn, als je … • il serait bon que tu …net goed! • (c'est) bien fait!ook goed! • d'accord!dat touw is precies goed • c'est exactement la corde qu'il nous, me fautalles goed en wel maar … • c'est bien beau (tout ça), mais …ik was nog maar goed en wel thuis of … • j'étais à peine à la maison que …goed zo! • très bien!zo goed en zo kwaad als het gaat • tant bien que malgoed bij zijn • être éveillézij zijn weer goed met elkaar • ils se sont réconciliésdat is goed om te weten • c'est bon à savoirwaar is dat goed voor? • à quoi ça sert?hij is nergens goed voor • il n'est bon à riengoed voor ƒ 1000,- • bon pour 1000 florinshij is goed voor een paar ton • 〈m.b.t. bezit〉 il a bien quelques briques; 〈m.b.t. verdienen〉 il se fait bien quelques briqueshij is er niet te goed voor • il en est bien capabledat is een goeie! • elle est bien bonne!dat is te veel van het goede • c'est trop, vraimenthet goede doen • faire le bienniet veel goeds • pas grand-chose de bonzich niet goed voelen • ne pas se sentir bienzij is er goed mee • cela l'arrange bienze is onderweg niet goed geworden • elle a eu un malaise en cours de routezo goed als • pratiquementhet boek is zo goed als af • le livre est pratiquement terminé -
8 geheel
geheel1〈 het〉♦voorbeelden:het geheel is groter dan elk van zijn delen • le tout est plus grand que la partieéén geheel vormen met • faire un tout avecde bevolking in zijn geheel • la population dans sa totalitétwee maatschappijen tot één geheel samenvoegen • fondre deux sociétés en une seulein het geheel niet • pas du toutover het geheel genomen • dans son ensemble————————geheel21 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 entier 〈v.: entière〉⇒ tout 〈+ lidwoord + zelfstandig naamwoord enkelvoud〉 〈 bijwoord〉 tout à fait⇒ entièrement♦voorbeelden:de gehele stad • toute la villeeen gehele week • toute une semaineik voel mij een geheel ander mens • je me sens tout autreeen plan geheel opgeven • renoncer définitivement à un projetzijn vermogen geheel verkwisten • gaspiller toute sa fortunegeheel anders • complètement différentgeheel of gedeeltelijk • en tout ou en partieniet geheel • pas tout à faitgeheel niet • pas du touthij was geheel in 't zwart • il était tout en noirgeheel en al • complètement -
9 zeggen
zeggen1〈 het〉♦voorbeelden:volgens zeggen • à ce qu'on dit————————zeggen21 dire♦voorbeelden:goedendag zeggen • dire bonjourdat boek kost, zeg tien gulden • ce livre coûte disons dix florinsoom tegen iemand zeggen • être le neveu, la nièce de qn.daar zeg je zoiets • ce que tu dis là n'est pas idiotonder ons gezegd en gezwegen • (soit dit) entre nousik heb mij laten zeggen dat … • je me suis laissé dire que …zich iets niet laten zeggen • ne pas encaisser qc.laten we zeggen, dat • disons queje mag, kunt zeggen wat je wilt • tu peux dire ce que tu veuxdat wil niet zeggen dat … • cela ne veut pas dire que …dat wil wat zeggen • cela veut dire quelque chosezal ik maar zeggen • pour ainsi direhet zal je maar gezegd zijn! • 〈 ironisch〉 ça fait toujours plaisir à entendre!zeg het met bloemen • dites-le avec des fleurshet zegt me niets • cela ne me dit riendat zegt niets • ça ne prouve rienwat zeg je me nou? • qu'est-ce que tu dis?wie zal het zeggen? • qui le dira?al zeg ik het zelf • sans me vanterdat is toch zo, zeg nou zelf • c'est vrai, avoue-lezeg eens a • dites aeerlijk gezegd • à vrai direhet zijne ervan zeggen • exprimer son avisdat is gemakkelijker gezegd dan gedaan • c'est plus facile à dire qu'à fairehij is dom, liever (beter) gezegd stom • il est bête, ou plutôt idiot〈 schertsend〉 ik zeg maar zo, ik zeg maar niks • comme dit l'autre: pas de commentaire!ronduit gezegd: neen! • pour être tout à fait clair: non!terloops gezegd • soit dit en passantzeg dat wel! • à qui le dites-vous!zo gezegd, zo gedaan • aussitôt dit, aussitôt faitom zo te zeggen • pour ainsi direbij zichzelf zeggen • se direom niet te zeggen • pour ne pas direhij heeft op alles wat te zeggen • il a à redire à toutom zo te zeggen klaar zijn • être pour ainsi dire prêtdat is te zeggen • c'est-à-diredaar valt veel voor te zeggen • on peut avancer beaucoup d'arguments en faveur de celahou je dat voor gezegd! • tiens-le-toi pour dit!het voor het zeggen hebben • être le patrondat zegt me weinig • cela ne me dit pas grand-choseik zeg geen nee • je ne dis pas noneens gezegd, blijft gezegd • ce qui est dit est dit→ link=horen horen -
10 geheim
geheim1〈 het〉♦voorbeelden:in diep geheim • en grand mystèrehet diepste geheim over iets bewaren • garder le plus grand secret sur qc.dat is een publiek geheim • c'est le secret de Polichinellegeen geheimen hebben voor iemand • ne pas avoir de secrets pour qn.een geheim kunnen bewaren • savoir garder un secrethij maakt er geen geheim van • il ne s'en cache pasergens een geheim van maken • faire (grand) mystère de qc.hij verstond het geheim om met dieren om te gaan • il savait comment s'y prendre avec les animauxin het geheim • en secret————————geheim21 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 secret 〈v.: secrète〉 ⇒ 〈 mysterieus〉 mystérieux 〈v.: mystérieuse〉 ⇒ 〈 clandestien〉 clandestin 〈 bijwoord〉 secrètement ⇒ 〈 mysterieus〉 en grand mystère♦voorbeelden:geheime krachten • forces mystérieuseseen geheime la in een secretaire • le tiroir secret d'un secrétaireeen geheim slot • une serrure à secreteen geheime speelbank • un casino clandestinhij doet er erg geheim over • il en fait grand mystèredie zaak moet geheim blijven • cette affaire doit rester secrètealles ging geheim in zijn werk • tout se fit dans le plus grand secret -
11 lang
3 [m.b.t. personen] grand (de taille)♦voorbeelden:twee weken lang • pendant quinze jourshet is zo lang als het breed is • c'est bonnet blanc et blanc bonnetlang duren • durer (longtemps)hij maakt het niet lang meer • il n'en a plus pour longtempslang meegaan • durerergens lang over doen • prendre beaucoup de temps à faire qc.de tijd valt me lang • je trouve le temps longhet vriest niet langer • il ne gèle plusals je denkt dat ik dat zal doen kun je lang wachten! • si tu crois que je vais faire cela, tu peux toujours courir!de dagen worden langer • les jours commencent à (s')allongeral lang • depuis longtempsal lang en breed thuis zijn • être rentré depuis longtempswe hebben het er lang en breed over gehad • nous en avons parlé en long et en largelang geleden • il y a longtempsdat heeft lang genoeg geduurd • cela a assez duréhoe lang blijf je? • combien de temps restes-tu?ik heb in lang niet zo gelachen • cela fait longtemps que je n'ai pas ri autantlang van stof zijn • être prolixein het lang zijn • être en longhet wordt hoe langer hoe erger • ça va de mal en pishoe langer, hoe liever • le plus longtemps sera le mieuxdat kan zo niet langer • cela ne peut plus durerdat smaakt lang niet slecht • ce n'est pas mauvais du touthij is nog lang niet zo ver • il n'y est pas encorehij is lang zo rijk niet als beweerd wordt • il est loin d'être aussi riche qu'on le prétendbij lange na niet • il s'en faut de beaucoupze zijn even lang • ils ont la même taille -
12 precies
precies1♦voorbeelden:dit vest past precies • ce gilet (me, te) va comme un gantiets precies weten • savoir exactement qc.helemaal precies weet ik het niet • je ne le sais pas exactementhelemaal precies • tout à faitprecies in het midden • en plein milieuprecies om twaalf uur • à midi justeprecies op tijd • à l'heure juste————————precies21 exactement! -
13 herinneren
1 [+ aan][doen terugdenken aan] rappeler (qc.)♦voorbeelden:1 herinner mij eraan dat … • faites-moi penser que …die geur herinnerde mij aan het huis van mijn grootvader • cette odeur me rappela la maison de mon grand-pèrewij herinneren u nogmaals aan het feit dat … • nous vous rappelons à nouveau (le fait) que …iemand aan iets herinneren • rappeler qc. à qn.II 〈wederkerend werkwoord; zich herinneren〉♦voorbeelden:ik meen me te herinneren dat … • je crois me souvenir que …zich iets proberen te herinneren • chercher qc. dans sa mémoireals ik het me goed herinner • si je me souviens bienik herinner me opeens dat … • je me rappelle tout à coup que …voor zover ik mij herinner • autant que je m'en souvienne -
14 karwei
♦voorbeelden:dat is een heel karwei • c'est toute une affaireeen heidens karwei • un travail de Romaineen vervelend karweitje opknappen • faire une corvéedat is net een karweitje voor jou • c'est tout à fait un boulot pour toiop karwei werken • travailler à la tâche -
15 voet
♦voorbeelden:1 op voet van gelijkheid met iemand omgaan • traiter qn. d'égal à égalde voet van een glas • le pied d'un verreop blote voeten • pieds nusop gelijke voet stellen • mettre sur le même planze staan op gespannen voet • leurs rapports sont tendusop gespannen voet met iemand staan • être à conteaux tirés avec qn.zij staan op goede voet met elkaar • ils sont en bons termesop grote voet leven • vivre sur un grand piedop kleine voet leven • vivre chichementop staande voet • sur-le-champop vertrouwelijke voet staan met iemand • être intime avec qn.iemand op vrije voeten stellen • mettre qn. en libertéiemand de voeten lichten • faire un croche-pied à qn. 〈 ook figuurlijk〉iemand de voet dwars zetten • mettre des bâtons dans les roues à qn.aan iemands voeten liggen • 〈 ook figuurlijk〉 être aux pieds de qn.zich aan de voeten van iemand werpen • se jeter au pieds de qn.voet aan wal zetten • mettre pied à terreaan de voet van een berg • au pied d'une montagne〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 met iemands voeten spelen • se ficher de qn.onder de voet gelopen worden • être piétinéop de oude, dezelfde voet voortgaan • continuer de la même façoniemand op de voet volgen • emboîter le pas à qn.de gebeurtenissen op de voet volgen • suivre les événements de prèsde zaken op dezelfde voet voortzetten • continuer les affaires de la même façonop voet van oorlog • sur le pied de guerreop voet van vrede • en paixop voet van gelijkheid • sur un pied d'égalitéte voet gaan • aller à piedmet iets uit de voeten kunnen • être dépanné par qc.voet voor voet • pas à pas〈 figuurlijk〉 iemand iets voor de voeten gooien, werpen • jeter qc. à la tête de qn.iemand voor de voeten komen • se jeter dans les jambes de qn.iemand voor de voeten lopen • être dans les jambes de qn.met een voet in het graf staan • avoir un pied dans la tombede zieke kan geen voet verzetten • le malade ne peut (pas) mettre un pied devant l'autreik kan geen voet verzetten of hij bemoeit zich er mee • je ne peux pas bouger le petit doigt sans qu'il s'en mêlegeen voet buiten de deur zetten • ne pas mettre le nez dehorsik zet daar geen voet meer in huis • je ne mettrai plus les pieds chez euxgeen voet wijken • ne pas céder d'un poucegeen voet aan de grond krijgen • ne pas réussir à prendre pied→ link=grond grond
См. также в других словарях:
La poupée Tinnie,la poupée qui fait tout comme un vrai bébé. — Poupée Tinnie La poupée Tinnie est une poupée qui fait tout comme un vrai bébé. Créée par la société Raynal et reprise par la société Jamarex en 1983, elle est produite au Royaume Uni par Palitoy et distribuée par Miro Meccano, la dernière née… … Wikipédia en Français
grand — grand, grande [ grɑ̃, grɑ̃d ] ou en liaison [ grɑ̃t ] adj. • grant Xe; lat. grandis, qui a éliminé magnus I ♦ Dans l ordre physique (avec possibilité de mesure) 1 ♦ Dont la hauteur, la taille dépasse la moyenne. Grand et mince. ⇒ élancé. Grand et … Encyclopédie Universelle
tout — [ tu ] ; toute [ tut ] ; tous [ tu ] (adj.), [ tus ] (pron.) ; toutes [ tut ] adj., pron., adv. et n. • Xe; bas lat. tottus, forme expressive de totus « tout entier, intégral » I ♦ Adj. A ♦ (fin … Encyclopédie Universelle
grand — grand, ande (gran, gran d ; le d se lie : un gran t homme ; au pluriel, l s se lie : de gran z hommes) adj. 1° Qui a des dimensions plus qu ordinaires. 2° Il se dit pour marquer simplement différence ou égalité entre des objets que l on… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
tout — tout, toute (tou, tou t ; le t se lie : tou t homme ; au pluriel, l s se lie : tou z animaux ; tou z y sont ; quelques uns font sentir l s du pluriel même devant une consonne : tous viendront ; ils y sont tous ; c est une mauvaise prononciation ; … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Grand Prix automobile d'Allemagne 2011 — Grand Prix d Allemagne 2011 Nürburgring Nombre de tours 60 … Wikipédia en Français
fait — fait, aite 1. (fè, fè t ) part. passé de faire. 1° Formé, exécuté. L homme fait à l image de Dieu. Un tertre fait de main d homme. Ce tailleur vend des habits tout faits. Familièrement. Ce n est ni fait ni à faire, se dit d un travail mal… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
tout-Paris — tout [ tu ] ; toute [ tut ] ; tous [ tu ] (adj.), [ tus ] (pron.) ; toutes [ tut ] adj., pron., adv. et n. • Xe; bas lat. tottus, forme expressive de totus « tout entier, intégral » I ♦ Adj. A ♦ … Encyclopédie Universelle
Grand Prix automobile de Malaisie 2011 — Grand Prix de Malaisie 2011 Circuit international de Sepang Nombre de tours 56 … Wikipédia en Français
Grand Theft Auto: Vice City Stories — Grand Theft Auto Vice City Stories Éditeur Rockstar Games Développeur Rockstar North … Wikipédia en Français
Grand-Duché De Lituanie — Великое князство Литовское sla Wielkie Księstwo Litewskie pl … Wikipédia en Français